Op de nek van mijn vader keek een achtjarige ik naar de Dordtselaan. Het leek wel alsof heel Rotterdam naar buiten was gekomen. Aan de overkant zat een meisje van mijn leeftijd met een geel shirt aan ook op de nek van haar vader. Ik rook iets vreemds, mijn vader zei dat het olie was, ‘dat smeren ze allemaal op hun benen.’ Twee minuten eerder zaten we nog thuis en keken we op de televisie naar dezelfde wedstrijd. De vedetten waren nog niet gestart en mijn vader zei dat je de koers beter op de TV kunt volgen. Voor het vertrek van Lance Armstrong, Andy Schleck, Alberto Contador en Fabian Cancellara gingen we toch naar het parcours, dat een paar honderd meter van ons huis uitgetekend was.
Tot dat moment vond ik wielrennen wel leuk, maar was het voor mij nog niet tot leven gekomen. Tijdens de openingstijdrit van de Tour de France van 2010 raakte ik echter betoverd. De eerste renner zoefde langs ons, ik weet niet meer wie het was. Er ontstond een muur van geluid, iedereen trommelde op de borden die de hekken bedekten. De geur van olie drong zich dieper mijn neusgaten binnen. Ik vond het niet erg. Cancellara kwam aan. Het geluid werd harder, nog harder, nóg harder. De wielen zoefden harder dan die van alle anderen. De Zwitserse coureur vloog in zijn strijd tegen de klok met een ongekend hoge snelheid langs ons. Zijn benen glommen van de olie. De wind die hij veroorzaakte blies mijn haar in de war. Het meisje tegenover me had hetzelfde probleem. Cancellara won. Ik vocht me naar hem toe en kreeg zijn handtekening. Ik werd verliefd. Niet op het meisje, maar op de wielrennerij. De snelheid en de bravoure. De mensen en de fietsen. De magie en de olie. Cancellara en zijn handtekening.
Ik wilde koersen.
Na jaren smeken, mocht ik in 2015 op wielrennen. Ik was niet slecht, maar was ook zeker niet goed. Prof zou ik nooit worden. Gaandeweg 2018 maakte mijn droom om als renner acte de présence te kunnen geven aan de Tour plaats voor een nieuwe ambitie: als journalist naar de Tour de France. Voor de komende jaren is dit mijn doel, mijn drive. Ik zou het geweldig vinden om met een camera of een laptop naar de grootste wielrenwedstrijden ter wereld te kunnen om daar verslag te doen van die evenementen. Ik doe mijn best om stappen te zetten. Zo werk ik ondertussen bij In de Leiderstrui, een wielrenmedium, waar ik heel erg veel van leer.
Mocht ik ooit genoeg krijgen van de koers, heb ik nog zat andere ambities en passies, zoals de politiek. Hopelijk duurt het leven lang. Carpe diem.